H.O.E.K

Hulp aan Oost-Europese Kerken

H.O.E.K is een beweging
van mensen in Vlaanderen
met
een hart
voor de wereld.

Onze aandacht gaat vooral
naar landen met een
communistisch verleden.
Wij willen met die mensen
contact houden en
vriendschappen uitbouwen.

Mongolië – Pausbezoek

,

Pausbezoek laat Mongolië eigen identiteit ontdekken

Een kortere versie verscheen in Kerk & Leven (23 augustus 2023) door Erik De Smet en Philippe Keulemans

Een nieuwe start
Lieve Stragier, algemeen overste van de Zusters van de Jacht in Rome, vertelt dat de eerste missionarissen van Scheut zich in 1992 in Mongolië vestigden. Dat gebeurde na de val van het communisme op verzoek van de Mongoolse overheid. Mongolië vroeg aan de Heilige Stoel om diplomatieke relaties aan te knopen en stemde in met het verzoek om enkele missionarissen naar het land te sturen, dat vanaf 1922 onder Russische controle had gestaan. In 1990 werd het Aziatische land dat 51 keer zo groot is als België een meerpartijenstaat. ‘De Congregatie van het Onbevlekt Hart van Maria, beter bekend als de scheutisten, was al sinds 1922 door het Vaticaan gevraagd om er een missiepost te stichten. Maar door de machtsovername van 1922 was dat er nooit van gekomen. Daarna werd Mongolië atheïstisch, met ook een strenge vervolging van de boeddhistische godsdienst (was toen geen minderheid!). Het was logisch dat het Vaticaan een beroep deed op de Belgische missiecongregatie om een ‘missio sui iuris’ te starten. De eerste missionarissen gingen vanaf juli 1992 aanvankelijk in een appartement wonen. Mongolië was op dat moment nog afgesneden van het buitenland. De overheid streefde relaties en nauwe banden met de Heilige Stoel na, omdat zij gecharmeerd was door inspanningen van de katholieke Kerk voor de ziekenzorg en haar sociale inzet. In juli 1995 kwamen de eerste Zusters van de Jacht in Mongolië aan. In dat land waren er toen 14 gedoopten. Ook onze congregatie huldigde het motto van de scheutisten: kom en zie.’

Zuster Lieve (tweede van rechts) met haar medezusters en bisschop Wens t.g.v. van 25 jaar aanwezigheid van het katholieke geloof in Mongolië

De Belgische zuster en huidige internationale overste van haar congregatie Lieve Stragier trok met 3 andere vrouwen van de congregatie, die allen uit de Filipijnen afkomstig waren, naar de hoofdstad Ulaanbaatar om er concreet vorm te geven aan projecten voor de zwaksten, vooral voor mentaalgehandicapte kinderen en de ondersteuning van het project van de 6 scheutisten voor straatkinderen. “Aanvankelijk moesten wij nog een oude balzaal van het leger gebruiken voor de zondagse eucharistievieringen. Maar vanaf 1996 was er sprake van een echte missiepost, waar ik (in 2000) econoom werd. Onze eerste missionaire opdracht bij aankomst in Mongolië was het leren kennen van de aartsmoeilijke taal en het land. Maar gaandeweg verschoof de inzet naar straatkinderen en kinderen met een beperking. Onze zusters gingen ook aan de slag in een dorpje net buiten Ulaanbaatar, waar zij met enkele kleine projecten de mensen aan een job helpen. Vanuit mijn ervaring als leerkracht kreeg ik de catechese voor de volwassenen toevertrouwd. Het jaar dat wij in Mongolië kwamen (1995) was reeds een groep van eerste lokale mensen gedoopt. Er bestond toen wel al een overeenkomst dat wij aan kinderen van beneden de zestien geen catechese zouden geven zonder toestemming van de ouders. Lessen verliepen in het Engels. Wij ondersteunden met onze zusters ook de liturgie en kerkdiensten en wij werkten samen met een kleuterschool, waar kinderen met een beperking in de klas mochten zitten. Wij hebben toen ook enkele van de jonge christenen opgeleid om voor deze groep kinderen activiteiten te organiseren.”

Van missiepost tot apostolische prefectuur

Gaandeweg bouwen Zusters van de Jacht zelf een centrum uit voor kinderen met een beperking. In dit ‘Regenboogcentrum’ konden aanvankelijk een 35 kinderen met een mentale beperking terecht. De zusters bouwden ook het andere project verder uit in een dorpje 40 km buiten de hoofdstad, in Showoo waar in het begin van de jaren ’90 een fabriek met leghennen was geprivatiseerd. ‘Eén van onze Filipijnse zusters vroeg toestemming aan de plaatselijke gouverneur en stelde de vraag hoe wij daar konden helpen. ‘Er werd haar gevraagd om Engelse les te geven in de dorpsschool. Na de schooluren bezocht zij de armste families in het dorp. Zij werd er telkens met hetzelfde probleem geconfronteerd: de gezinnen hadden geen werk en dus geen inkomen. Er was ook geen water, al lag het dorp langs een rivier. Maar dat water bevriest in de winter door de hevige koude. Wij hebben er een diepwaterput aangelegd en een badhuis waar de mensen ook water konden aanschaffen. De overheid gaf een stuk grond en stilaan begonnen de dorpsbewoners aan landbouw te doen. Er werd een bakkerij gestart die evolueerde naar een opleidingscentrum om te leren bakken. Je mag niet vergeten dat deze mensen jarenlang onder het communisme hadden geleefd waarbij alles voor hen werd beslist. Stilaan groeide het besef dat ze zelf iets moesten doen en de mogelijkheid hadden om verantwoordelijkheid en zelf initiatieven te nemen. Ik was in die periode nog steeds in Ulaanbaatar als catechist actief en na de lessen trokken wij naar verschillende plaatsen in de stad waar straatkinderen verbleven. Vele van die kinderen leefden nog in de tunnels voor de verwarming uit de tijd van het communisme.’

De ‘missio sui iuris’ kreeg volgens zuster Lieve de afgelopen decennia steeds meer en meer vorm en ook het aantal gelovigen en parochies groeide gestaag. ‘Het is nooit onze bedoeling geweest om mensen te bekeren en wij hebben nooit actief aan proselitsme gedaan. Maar onze boodschap sprak wel een kleine groep mensen aan en tijdens de paasnacht werden er jaarlijks een 15 a 20-tal mensen gedoopt.’ Vandaag is er een kleine katholieke gemeenschap van zo’n 1.300 gelovigen. In 2002 werd de ‘missio sui iuris’ in Ulaanbaatar een apostolische prefectuur en het jaar erop werd Wenceslao Padilla de eerste bisschop (2003-2018). Bij die gelegenheid werd de Sint-Petrus-en-Pauluskathedraal in Ulaanbaatar ingewijd, naar het model van de joert, de traditionele ronde tent van de rondtrekkende Mongoolse nomaden. Ondertussen gingen de salesianen van start met een technische school en een centrum voor straatjongens in Ulaanbaatar en een missiepost in Darkhan, de tweede grootste stad van het land. Zusters van Moeder Teresa trokken naar de armere wijken. Sinds 2020 is Giorgio Marengo bisschop. Hij werd tijdens het consistorie van 27 augustus 2022 tot kardinaal gecreëerd.

Teken van hoop en bemoediging

Zuster Lieve noemt het erg betekenisvol dat paus Franciscus van 31 augustus tot en met 4 september in Mongolië op bezoek komt. ‘In 2003 was er overigens al eens een pausbezoek van een dag van de Poolse paus Joannes Paulus II gepland. Wenceslao Padilla reisde overigens regelmatig naar het Vaticaan om er verslag uit te brengen. Voor het eerst komt de paus op bezoek in een land waar hij in feite elke katholiek persoonlijk kan ontmoeten. Dit pausbezoek kan ook helpen om meer duidelijkheid te scheppen over de relatie tussen Kerk en Staat en om het onderscheid duidelijk te maken met protestantse groepen die soms op een agressieve manier aan proselitisme doen en die kerken en hun geloofsinzet een kwalijke faam geven.’

Volgens zuster Lieve Stragier heeft het land sinds 1998 een sterke evolutie doorgemaakt, met de komst van winkels en moderne technologie. Eerst in de steden en later op het platteland werd de stap gezet naar een moderne maatschappij. ‘Maar die overgang is te snel gemaakt, waardoor ook Mongolië en vooral de jongeren geconfronteerd worden met de negatieve kanten van de consumptiemaatschappij. Dat terwijl het land nog volop bezig is met het herontdekken van zijn oude waarden en tradities. Voor de katholieke Kerk is ook de periode aangebroken dat het geloof wortel moet schieten. Dat kan niet opgelegd worden vanuit het buitenland. Het bezoek van paus Franciscus kan ertoe bijdragen dat de katholieke Kerk hier in Mongolië als gist in het deeg is. Zijn komst is een teken van hoop en bemoediging voor een land dat nog volop zoekt naar de eigen identiteit. Het maakt bovendien aan de Mongoolse gelovigen duidelijk dat zij volwaardig onderdeel zijn van de wereldkerk. Jezus is ook iemand van hen.’